Het blijft een terugkerend vraagstuk: is er sprake van wonen of valt het gebruik te scharen onder een maatschappelijke bestemming? Ditmaal gaat het echter niet over woonruimte voor senioren met een zorgbehoefte, maar over de huisvesting van mensen met gedragsproblemen.
Wat is de situatie?
Stichting Onderdak Woon- en Zorgvoorzieningen gebruikt de rechtervleugel van het oude woonzorgcentrum De Paasberg in Arnhem voor de opvang van vijf cliënten met gedragsproblemen die met justitie in aanraking zijn geweest en die sociaal-maatschappelijk in de knel zitten. De stichting geeft de cliënten onderdak en begeleiding om hen te helpen terug te keren in de samenleving. De huisvesting duurt totdat de cliënten zover zijn dat zij zelfstandig kunnen wonen waarna overplaatsing in een woonhuis volgt of totdat de begeleiding moet worden afgebroken zonder dat het beoogde resultaat is bereikt. De cliënten worden gehuisvest in kamers die zijn voorzien van een douche en kleine kitchenette. Het is de bedoeling dat centraal met de andere bewoners in een algemene ruimte wordt gegeten. In het gebouw is 24-uurs toezicht aanwezig.
Op het perceel rust de bestemming “Maatschappelijk”. In de planregels is bepaald dat de aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer gezondheids- en welzijnszorg, dat onder meer wordt gedefinieerd als:
“dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting”.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, waarschijnlijk op aandringen van derde-belanghebbenden, heeft de stichting bij besluit van 4 juni 2019 onder meer gelast het gebruik binnen 4 weken te staken. Het college stelt zich op het standpunt dat er sprake is van wonen en wil het strijdige gebruik niet legaliseren.
De stichting heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en zich genoodzaakt
gezien om de voorzieningenrechter te vragen het besluit te schorsen.
Uitspraak voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter overweegt dat hij de feiten onvoldoende heeft kunnen vaststellen, omdat de stichting zich niet altijd even consistent heeft uitgelaten over wat zij nu precies doet en welke begeleiding/zorg/behandeling zij haar cliënten biedt. Ook is niet gebleken dat het college zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar wat er aan de hand is.
De voorzieningenrechter stelt vooral veel vragen:
“Is het zo dat het bieden van tijdelijke huisvesting de hoofdzaak is en dat vervolgens cliënten worden begeleid naar huisvesting elders in een gemeente? Of staat het behandelen van gedragsproblemen van cliënten centraal die verhinderen dat zij zelfstandig kunnen wonen in een gemeente, en worden met het oog op die behandeling cliënten intern gehuisvest?”
Daarop sluit de voorzieningenrechter af met de overweging dat meer kennis van wat er daadwerkelijk gebeurt in de rechtervleugel, van de opzet van de huisvesting en van de begeleiding/behandeling van cliënten noodzakelijk is, zodat de voorzieningenrechter daarom (nog) niet kan concluderen dat de stichting in strijd handelt met het bestemmingsplan.
Nu er geen overlast is gemeld, de huisvesting is beperkt tot vijf cliënten en er sprake is van toezicht, wordt het besluit geschorst tot 6 weken na de beslissing op bezwaar.
‘Wonen’ of ‘Maatschappelijk’
Als de voorzieningenrechter al over onvoldoende informatie beschikt om te concluderen of de stichting in strijd handelt met het bestemmingsplan, dan zal dat mij ook niet lukken. Toch doe ik een schot voor de boeg, zulks aan de hand van de wel bekende feiten, de informatie op de website van de stichting en de criteria die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld – zie in dit verband mijn artikel ‘Zorgwoningen en -complexen in het bestemmingsplan’ – om onderscheid te maken tussen ‘wonen’ enerzijds en ‘maatschappelijk’ anderzijds.
In dat verband wijs ik er op dat – nu de huisvesting duurt totdat de cliënten zover zijn dat zij zelfstandig kunnen wonen of totdat de begeleiding moet worden afgebroken zonder dat het beoogde resultaat is bereikt – het erop lijkt:
- dat er sprake is van aan de bewoning gekoppelde zorg (zie onder meer uitspraken van 25 maart 2015 en 4 oktober 2017); en
- dat de begeleiding er op is gericht om de bewoners te leren later zelfstandig te gaan wonen (zie onder meer uitspraken van 10 augustus 2011 en 5 maart 2014).
Dit zijn aanknopingspunten om te stellen dat er sprake lijkt te zijn van de bestemming ‘maatschappelijk’, hetwelk volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan is toegestaan.
Echter, dat er sprake is van 24-uurs toezicht, wil niet zeggen dat er (ook) sprake is van 24-uur zorg of begeleiding (zie onder meer uitspraken van 24 mei 2006 en 28 juni 2006). Dat op de website van de stichting juist wordt vermeld dat de zelfbeschikking van haar cliënten enorm belangrijk is, alsook de cliënten zoveel mogelijk zelf moeten kunnen bepalen wat ze willen bereiken en hoe ze dat willen doen, omdat te veel of te dwingende begeleiding bij deze groep met mensen kan leiden tot hospitalisatie of terugval, doet zelfs vermoeden dat sprake is van ‘wonen’.
Ook het feit dat op de website van de stichting nadrukkelijk wordt gesproken over de lage huurprijs (tenzij de kosten van de begeleiding hoger zijn) en dat de stichting, zodra de cliënten in rustiger vaarwater zijn gekomen, buitenshuis dagbesteding zoeken voor de cliënten (zie onder meer uitspraken van 19 mei 2010 en 24 augustus 2011), draagt niet bij aan de verbetering van de positie van de stichting.
Daar komt bij dat de bewoners in een algemene, kennelijk gemeenschappelijke ruimte gezamenlijk eten (zie onder meer uitspraken van 28 juni 2006, 19 mei 2010 en 5 maart 2014), hetwelk ook met zich meebrengt dat eerder sprake is van ‘wonen’ dan van ‘maatschappelijk’.
Conclusie
Gelet op hetgeen ik hiervoor heb toegelicht, vermoed ik dat het college bij de beslissing op bezwaar opnieuw zal concluderen dat er sprake is van wonen, tenzij de stichting – die dit als een tip mijnerzijds mag beschouwen – kan onderbouwen dat haar situatie niet of nauwelijks verschilt met die van bijvoorbeeld Stichting Portaal Arnhem/Nijmegen betreffende de vergunning voor de verbouwing van het pand op de Renssenstraat 12 in (ook) Arnhem (zie de uitspraak van 24 mei 2006).